(29)
Omgaan met druk van familieleden als deel van de Vaders familie
Omdat onze ouders en bepaalde familieleden – zoals oudere broers, ooms, grootouders, enz. – veel invloed op ons hadden toen we kinderen waren, denken ze vaak dat ze nog steeds dezelfde maatschappelijke macht over ons uit kunnen oefenen, zelfs nadat we, als volwassenen, volgelingen van Jezus zijn geworden. Dus als onze gehoorzaamheid aan het woord van onze Vader en zijn bedoeling niet overeenkomt met datgene waarvan zij denken dat goed is voor de familie – en met name als zij daardoor zelf onder maatschappelijke druk komen te staan – dan kunnen ze proberen om op de een of andere manier ‘de leiding over ons leven te nemen’, ten einde ons weer op één lijn te krijgen. Toen Jezus dit ervoer van zijn familie bood hij hun het hoofd. Maar dat deed hij niet op een typisch Westerse manier,- door zijn persoonlijke rechten boven die van de rechten van de familie te stellen. Nee, zijn benadering richtte zich meer op verantwoordelijkheid,- dat onze verantwoordelijkheid tegenover onze aardse familie ondergeschikt is aan onze verantwoordelijkheid tegen over onze Vader, en onze nieuwe ‘hemelse’ familie. - JKM
Tekst van de meditatie
'Vader' tekst: Matteüs 12:50
Schriftgedeelte: Lucas 8:1-2,19,21; 11:27-28; Marcus 3:20-24, 31-32; Matt. 12:22-24,46,48-50
Introductievideo duur: 01:00
SCHRIFTGEDEELTE
LUCAS (8:1-2a GH)
Vervolgens geschiedt het, wanneer hij het land doorkruist en het Goede Nieuws van het koninkrijk van God predikt in stad en dorp, dat hij vergezeld wordt door de Twaalf ·en enkele vrouwen die genezen waren van boze geesten en van ziekten.
MARCUS (3:20-21 GH)
Dan gaat Jezus naar huis, en weer komt er zo’n menigte samen dat zij hun brood niet eens kunnen eten. ·Als zijn verwanten dat horen gaan ze eropuit om hem te overmeesteren; ‘Want,’ zeggen ze, ‘hij is buiten zichzelf.’
MATTËUS (12:22-24 GH)
Dan wordt er iemand die van een demon bezeten is, blind en doofstom, tot hem gebracht. En hij geneest hem zodat de doofstomme spreekt en ziet. ·De menigte staat versteld… ·Maar de Farizeeërs… zeggen: ‘Deze man drijft geen demonen uit anders dan door Beëlzebul, de overste der demonen.’
MARCUS (3:22-24 GH)
De Schriftgeleerden die uit Jeruzalem afgedaald waren, zeiden: ‘Hij heeft Beëlzebul in zich!’… ·Hij roept hen tot zich en legt hen voor, in gelijkenissen: ‘Hoe kan Satan Satan uitwerpen? ·Als een koninkrijk tegen zichzelf verdeeld is, dan kan dat koninkrijk niet staande blijven…’
MATTËUS (12:46 GH)
Terwijl hij nog met de menigte spreekt, zie: zijn moeder en zijn broers staan buiten en zoeken hem te spreken.
LUCAS (8:19b GH)
Maar vanwege de menigte kunnen ze hem niet bereiken.
MARCUS (3:31b-32 GH)
Dus zenden ze hem bericht dat zij hem dringend roepen. ·En de menigte die rondom hem zit zegt: ‘Zie, uw moeder en uw broers en uw zussen staan buiten en zoeken u.’
MATTËUS (12:48-49 GH)
Maar ten antwoord zegt Jezus tot wie hem dat zegt: ‘Wie is mijn moeder? En wie zijn mijn broers en zussen?’ ·En hij strekt zijn hand uit naar zijn discipelen en zegt: ‘Zie hier, mijn moeder en mijn broers en zussen!’
LUCAS (8:21 GH)
‘Mijn moeder en mijn broers en zussen zijn zij die het woord van God horen en het doen.’
MATTËUS (12:50 GH)
‘Ieder die de wil doet van mijn Vader in de hemel, die is mijn broer, mijn zus of mijn moeder.’
LUCAS (11:27-28[i] GH)
En het geschiedt terwijl hij dit zegt, dat een zekere vrouw in de menigte haar stem verheft en zegt: ‘Gezegend de schoot die u gedragen heeft en de borsten waaraan u hebt gezogen!’ ·‘Inderdaad,’ zegt hij, ‘maar echt gezegend zijn zij die het woord van God horen en het onderhouden!’
MEDITATIE
Net zoals vandaag de dag in veel groepsgeoriënteerde culturen moest Jezus niet alleen aan het begin van zijn bediening de bevoogdende macht van zijn familie onder ogen zien (Med.#26). Bij een andere gelegenheid gaan zijn broers en zijn moeder op reis om ‘hem te overmeesteren’. Dat is nog eens krachtige taal! Maar wat doet hij dan waardoor ze menen dat ‘hij buiten zichzelf is’? Misschien vinden ze het een schande voor de familie dat hij toestaat dat vrouwen met een slechte reputatie met hem meereizen, of schamen ze zich voor wat de religieuze en maatschappelijke leiders over hem zeggen? En waarom gaat Jezus’ moeder met hen mee? Misschien is zij bezorgd dat andere mensen misbruik van hem maken, en dat hij niet goed eet?
Hoe dan ook, als ze arriveren dan ‘roepen’ ze hem ‘dringend’. Nog meer krachtige taal. Maar Jezus maakt van hun oproep een retorische vraag; en hij beantwoordt die door zijn discipelen aan te wijzen als zijn familieleden,- binnen het gezin van zijn Vader. Sommige religieuze sekten gebruiken deze tekst om te suggereren dat Jezus’ discipelen deel worden van een nieuwe geestelijke familie, die hun natuurlijke familie vervangt. Dus, verwerpt Jezus zijn eigen moeder en broers en zussen? Natuurlijk niet! Jezus blijft zijn moeder respecteren als ‘gezegend’. En hij gaat nog steeds om met zijn broers en zussen, ondanks dat zij niet geloven dat hij de Messias is (Joh. 7:3-9).
Maar zegt Jezus ook niet dat een ware discipel van hem zijn of haar ouders, broers en zussen, partner en kinderen moet ‘haten’ [Gr. misei] (Luc. 14:26)? In de Hebreeuwse context heeft de Griekse werkwoordsvorm van ‘miseo’ niet zozeer te maken met een houding, als wel met een handeling, die uitdrukking geeft aan ‘veronachtzaming en onverschilligheid’, of een ‘verwerpen van de ene keus boven de andere’.[ii] Een beter Nederlands woord voor ‘handelen ten opzichte van iemand met veronachtzaming en onverschilligheid’ is misschien ‘iemand afwijzen’; dat is iets anders dan ‘haten’. En dat is ook wat Jezus doet met zijn familieleden als ze proberen ‘hem te overmeesteren’ en hem willen belemmeren om zijn Vaders wil te doen. En ook wij moeten onze familieleden afwijzen als zij ons daarin proberen te belemmeren.
In veel Westerse culturen is dat gemakkelijker te doen omdat de waarde van het individu verheven is boven de waarde van de familie. Maar in de zojuist aangehaalde tekst uit Lucas vertelt Jezus zijn discipelen ook dat zij vaak hun eigen persoonlijke verlangens zullen moeten ‘afwijzen’ [Gr. misei], alsook die van hun familieleden. Hij had dat zelf ook moeten doen in de woestijn en later in Jeruzalem toen hij beproefd werd om zijn eigen persoonlijke behoeften en verlangens boven het gehoorzamen aan zijn Vaders woorden te stellen (Med.#26). De confrontatie aangaan met de maatschappelijke macht van familie zit ’m dus niet in individualistischer worden. En de confrontatie aangaan met onze zelfzuchtige verlangens is iets anders dan zelfhaat koesteren. Nee, we moeten Jezus’ voorbeeld volgen. Want in hem ontvangen ook wij een heleboel nieuwe ‘hemelse’ familierelaties die ook een beroep op ons mogen laten gelden: ‘al wie’, man of vrouw, verkiest om de wil van de Vader te doen en wie luistert naar Gods woord en er in geloof overeenkomstig naar handelt,- Israëliet zowel als iemand van een ander volk!
Maar belangrijker nog, de machtsrelaties binnen deze familie verschillen aanzienlijk van die binnen aardse families (en religieuze gemeenschappen). Jezus laat in zijn daden en woorden zien dat binnen zijn nieuwe familie, verantwoordelijkheden belangrijker zijn dan rechten. Door hun komst om hem ‘te overmeesteren’ en door hem ‘dringend te roepen’ leggen zijn verwanten de nadruk op hun exclusieve en eerdere ‘rechten’ als familieleden om een beroep op hem te mogen laten gelden. Jezus richt zich echter op zijn verantwoordelijkheden tegenover zijn Vader, en zijn nieuwe familie, namelijk: om alleen te doen wat hij zijn Vader ziet doen, en om dat wat hij van hem hoort door te geven aan nieuwe broers en zussen (Med.#26 en Med.#63),- opdat ook zij de Vader kunnen leren kennen, en ook in geloof naar zijn woorden zullen handelen (Med.#37).
Merk verder nog op dat Jezus niet exclusief is in de manier waarop hij deze verantwoordelijkheid tegenover zijn nieuwe familie uitvoert. Veel van de aanwezigen zijn nog geen discipelen van hem, maar luisteren alleen naar zijn brengen van het woord van God. Maar als zij er voor kiezen om hem te volgen en zijn woorden in praktijk te brengen, dan worden ook zij zijn ‘broers en zussen’. En door zo nu en dan tegenover de menigte te spreken over God als ‘je Vader’ of ‘jullie Vader’ (zie Med.#11 en Med.#16) nodigt hij hen uit in dezelfde relatie met de Vader als die hij geniet.
Zoals we opnieuw zullen zien in de volgende drie meditaties heeft er een verandering in de machtsrelaties binnen deze nieuwe familie plaatsgevonden. Jezus’ discipelen zijn gemeenschappelijke volwassen zonen en dochters van slechts één Vader, met slechts één broer, Jezus, als gezaghebbende leraar en voorbeeld (Med.#68). Ja, binnen de kerk kunnen we naar een oudere en rijpere zus (of broer) kijken als een ‘moeder’ of ‘mentor’, of naar een oudere en rijpere oudste (man of vrouw) als ‘vader’ (Med.#71 en Med.#76). Maar dezen mogen geen maatschappelijke macht over ons uitoefenen zoals vaders en moeders in aardse gezinnen dat doen. Alleen Jezus en de Vader hebben dat gezag over ons in de nieuwe familie,- hoewel ze wel vaak tot ons spreken door zulke rijpere broers en zussen, alsook door de profetische woorden van andere broers en zussen. Maar als volwassen familielid heeft ieder van ons een directe toegang tot de Vader (Med.#51 en Med.#44) en tot Jezus, door de Heilige Geest in ons hart en door de Schrift. En ieder van ons heeft de verantwoordelijkheid om te luisteren naar Gods woord tot ons via alle drie deze bronnen, en om het in praktijk te brengen.
Vervul jij je verantwoordelijkheden als volwassen lid van het gezin van de Vader, door regelmatig naar de woorden van je Vader te luisteren,- door het Woord van Christus, de Geest van Christus en het Lichaam van Christus? En breng je het in praktijk, met Jezus als jouw gezaghebbende meester-leraar en voorbeeld? Ben jij in staat om leden van je natuurlijke familie af te wijzen in de Geest van Jezus als zij proberen ‘je te overmeesteren’? En ben je in staat je eigen gedachten en verlangens af te wijzen als deze in tegenspraak zijn met de wil van je Vader?
HET WOORD BIDDEN
Vader, dank u dat ik in Jezus directe toegang tot u heb door uw Geest, als lid van uw gezin, samen met al mijn medebewoners en mede-erfgenamen. (Ef. 2:18-19; 3:6)
Ik kies er voor om alleen u Vader te noemen, en mij op niemand anders te verlaten, als meester-leraar en gezaghebbend voorbeeld, dan Jezus: (Matt. 23:8-10; Ef. 4:6)
- door de Schrift; (2 Tim. 3:16-17)
- door uw Geest die met mijn geest getuigt; (Rom. 8:16)
- en door oudere mentors en profeten in het Lichaam die u aan de kerk gegeven hebt, om mij op te bouwen; (Ef. 4:11-12)
opdat ik tot volle wasdom mag komen als uw zoon/dochter, zoals Jezus, en zodat ik nog steeds zorg kan dragen voor mijn natuurlijke familie, maar hen, en ook mijzelf, waar nodig kan afwijzen. (Ef. 4:13; Rom. 8:29; 1 Tes. 5:8; Luc. 14:26)
VOETNOTEN
[i] Deze twee verzen staan aan het eind van dezelfde gebeurtenissen (Luc. 11:14-26), die in Matt. 12:22-50 en Marc. 3:20-35 de context vormen waarbinnen het bezoek van Jezus’ verwanten plaatsheeft.
[ii] Ontleend aan 'Helps Word Studies' en Thayer's Greek Lexicon (blz. 415).